De wind speelt tikkertje op de parkeerplaats
Met gevallen bladeren en een enkele tak
De bomen die zwaaien, zij ruisen onrustig
Ineens zegt een tak overduidelijk krak
Fietsers zweten en zwoegen en ploegen
Zij hebben hem tégen, en goed
Aan de andere kant zeilen fietsers voorbij
Door de wind opgejaagd tot haastige spoed
Het stormt in Groningen
De zee die bruist en beukt op de dijken
De wind die suist en huilt om 't huis
Rukt aan alles wat los zit te lijken
Dijkgraaf en zijn mensen alert en in touw
Zij die de waterwerken kritisch bekijken
In deze gure stormachtige nacht
Zodat de zee blijft aan haar kant van de dijken
En wij? Wij "volk van loug en stad"?
Wij gaan gewoon ons gang
Dankzij 's Waterschaps mensen
Zijn wij voor natte voeten niet bang